De mentor is de spil in de begeleiding van individuele leerlingen en de mentorgroep. Hij/zij is het eerste aanspreekpunt voor leerlingen, ouders, collega’s, deelschoolleiders en andere collega’s en coacht zijn leerlingen door hun schoolloopbaan.
De vakdocenten besteden binnen hun reguliere lessen aandacht aan de begeleiding van leerlingen. In eerste instantie vindt die begeleiding plaats binnen het eigen vakgebied. Vakdocenten begeleiden hun leerlingen op kennis, kunde en vaardigheden. De docent begeleidt de leerlingen bij het krijgen van inzicht in hun bekwaamheden voor vervolgopleidingen waar het betreffende vak een rol speelt. Ook heeft de vakdocent een rol in het begeleiden van de groep.
Het decanaat heeft een gespecialiseerde functie bij het ondersteunen van leerlingen bij het maken van (school)loopbaankeuzes.
De zorgfunctionarissen coördineren de extra begeleiding rondom leerlingen. In gezamenlijk overleg (ouders/verzorgers, mentor, deelschoolleider en de leerling zelf) wordt voor de leerling het meest passende traject uitgestippeld. Een traject kan bestaan uit een aantal gesprekken met de zorgfunctionarissen. Wanneer dit voldoende is, dan blijft het hierbij. Een traject kan ook bestaan uit een paar gesprekken met de pedagogisch medewerker gevolgd door een verwijzing naar een sociaal wijkteam, de leerplichtambtenaar, Regiecentrum Bescherming en Veiligheid e.a. Ook kan er een pedagogisch onderzoek aangevraagd worden bij het Samenwerkingsverband Fryslân –Noard.
Het kan ook zo zijn dat de zorgfunctionaris gezamenlijk met de mentor bekijkt welk traject het beste aansluit of dat eerst besloten wordt een leerling in het ZAT (Zorg Advies Team) te bespreken. Het bovengenoemde decanaat kan hier ook bij betrokken worden, mocht er sprake zijn van eventuele verandering binnen de schoolloopbaan
Er wordt met regelmaat gekeken of het traject nog steeds passend is bij de leerling. De pedagogisch medewerker is degene die dit in de gaten houdt en coördineert.
Binnen het Leeuwarder Lyceum zijn opdrachten uitgezet om een vernieuwd reken- en taalbeleid te formuleren. Binnen dit beleid wordt omschreven wat het Leeuwarder Lyceum doet om de reken- en taalvaardigheden van leerlingen te ontwikkelen.
Leerlingen die vanuit de basisschool komen hebben een verklaring van een orthopedagoog als ze dyslexie hebben. Als de basisschool een vermoeden had dan is er gedurende een half jaar remedial teaching aangeboden en zijn de resultaten in het dossier opgenomen. Ook geeft de basisschool aan of de leerling in het voortgezet onderwijs ondersteuning buiten de lessen behoeft.
Op onze school wordt een leerling niet getest. Bij een vermoeden van dyslexie bespreken de talendocenten hun ervaringen en de taalspecialist verwijst zo nodig ouder en leerling door naar een orthopedagoog.
In principe krijgt de leerling bij de talen ondersteuning van de vakdocent. Indien een leerling meer ondersteuning moet hebben dan kijkt de taalspecialist welke hulp nodig is en of de school dat kan bieden. Indien school niet de juiste ondersteuning kan bieden, wordt verwezen naar een specialist.
Als buiten de les ondersteuning wordt aangeboden dan gebeurt dat door de taalspecialist die foutenherkenning; regels voor de spelling van woorden en leesstrategieën aanbiedt.